home about contact
case image
Project 1 10
Category Documentary
Year 2019 - 2020

HOOFDZAKEN

In Hoofdzaken krijgen kinderen een knipbeurt bij de Brabantse kapper Marko. In de kappersstoel vertellen zij hoe ze in het leven staan, wat hun kopzorgen zijn of waar ze juist heel blij van worden. Zo zien we niet alleen wat er óp hun hoofd gebeurt maar horen we vooral ook wat zich ín hun hoofden afspeelt.

Of het nou gaat over angst, liefde, stress, groter worden of je eigen lichaam, in Hoofdzaken vertellen de geknipte kinderen altijd openhartig en zonder gêne hun verhaal. Grappige en ontroerende verhalen vol anekdotes die voor veel kinderen én hun ouders herkenbaar zullen zijn. Het gesprek is pas klaar als de kinderen helemaal tevreden zijn met hun nieuwe coupe.

De kinderen delen soms luchtige en alledaagse ervaringen, zoals Wester, die de geluiden van alle dieren op de planeet kan imiteren. Of moppentapper Nikkie, die de ene na de andere goeie grap uit haar hoge hoed tovert. De vloggende en identieke tweeling Jaydah en Djaiony vertellen over alle voor- en nadelen van het tweeling zijn.

Maar er worden ook serieuze gesprekken gevoerd. Zo vertellen Marley en Dewi over hun jarenlange strijd met depressie. Ze hopen met hun delen van hun ervaringen andere kinderen te laten weten dat ze niet de enigen zijn. Of het verhaal van Jennifer, die als klein kind ernstige brandwonden opliep en nu enorm verdrietig wordt van pestende klasgenoten die haar uitmaken voor 'fikkie' en haar 'vies' vinden. We zien hoe het gesprek met Marko én haar nieuwe kapsel haar zelfvertrouwen geeft.

Play Pause
Al ruim de helft van zijn leven hanteert Marko Suds (43) de schaar. Hij werkte in verschillende salons, gaf les op de Kappersacademie en is sinds 2005 eigenaar van een kapperszaak in het hart van Breda. Marko is een vakman met humor die zijn stiel serieus neemt en met een positieve houding mensen graag laat praten.
case image
Waarom is Marko eigenlijk kapper geworden? En ging het weleens mis tijdens een knipbeurt? Wat is zijn lievelingseten? Onzin vragen voor Marko!
Play Pause
Fotograaf Diederick Bulstra kwam een middag langs en maakte prachtige set foto's. Check zijn werk! Talent!
case image
case image
case image
Voorafgaande aan de aflevering kondigen we de afleveringen aan met korte fragmenten:
Het zusje van Luc is overleden. Hij vertelt in 'Hoofdzaken' waarom hij blij wordt als hij naar de wolken kijkt. Daar heeft zijn zusje haar eigen wolkje met een dikke, vette, mooie villa.
Play Pause
Stel, je bent acht jaar oud en je krijgt dan te horen dat je een tumor hebt. Ben je dan bang voor de dood? Tim vertelt erover in de kappersstoel van Marko.
Play Pause
Jennifer vertelt aan kapper Marko over de keer dat ze in de fik werd gestoken. Gelukkig waren er twee oude mannen met een tuinslang in de buurt.
Play Pause
Maud vertelt in 'Hoofdzaken' hoe ze haar vriendje heeft ontmoet! Ontwapenend en eerlijk.
Play Pause
Voor Cinekid bouwden we een pop-up knipsalon
case image
case image
case image
Filmen door een spiegel!? Kapper Marko Suds neemt je mee behind the scenes bij de set van Hoofdzaken.
Play Pause

Credits

Regie & Idee Menno Otten
Producenten Derk-Jan Warrink | Koji Nelissen | Kepler Film
Camera Stef Tijdink
Geluid Lennert Hunfeld
Production Design Hanna van der Haar
Muziek Benny Sings
Montage Saskia Kievits
Leader Nina Gantz
Research & Productie Sophie Van Caenegem
Make Up & Haar Laura van Egdom
Rekwisiteur Amasja Koolen
Additionele camera Diderik Evers
Animator Steve Warne
Animatie Assistent Hélena van Houwenigen | Katie Lenton
Grading Michiel Rummens
Producer VPRO Pita de Leeuw
Eindredactie VPRO Astrid Bussink
© 2019 Keplerfilm/VPRO

Awards & Nominations

Year Type Description
2020 HEART PRIZE (PUBLIC) PRIX JEUNESSE INTERNATIONAL
2020 7 - 10 Non Fiction PRIX JEUNESSE INTERNATIONAL
2020 DIRECTORS NL AWARD "SHORT DOCUMENTARY" DUTCH DIRECTORS GUILD & VEVAM

Press

Year Paper Title
2020 De Groene Amsterdammer Hoofdzaken 2020De Groene Amsterdammer
2019 Alex Zwart Elkaar ontmoeten en de dialoog aangaan 2019Alex Zwart
2019 NRC Handelsblad Waarom het zo heerlijk is om een dier aan te raken 2019NRC Handelsblad
2019 De Groene Amsterdammer Waarom al die zware onderwerpen voor kinderen, door kinderen? 2019De Groene Amsterdammer
2019 Volkskrant Hoofdzaken 2019Volkskrant
2019 www.happinez.nl Al gezien? 2019www.happinez.nl

Hoofdzaken

Walter van der Kooi: 22 juni 2020

Wat is dat toch met de VPRO? Keer op keer slagen ze erin om langlopende programma’s te bedenken waarin kinderen een persoonlijk verhaal vertellen voor een televisiecamera. Het begon met Achterwerk in de kast. Nou, dat lukte aardig: 1984 tot 1992. Kwamen ze in 2003 met de reizende talkshow Taarten van Abel, waarin banketbakker Siemon de Jong een kind een taart laat maken voor iemand die voor haar/hem belangrijk is (loopt nog steeds! – de eerste taartenmakers hebben waarschijnlijk al kinderen). En die bakkende kinderen maar praten. Kwamen ze vorig jaar aankakken met Hoofdzaken waarin, jawel, een kapper met kinderen praat. Zeker, er zijn verschillen, maar wat een ideeënarmoe. Toch? Nou nee: wat een simpele-formule-rijkdom. Achterwerk was zo briljant dat het format op allerlei manieren is geleend, op de televisie (Van Kooten en De Bie bijvoorbeeld) en erbuiten (van vriendenkring tot personeelsvereniging toen die nog, vóór zzp, bestonden). En dat er een Achterwerk uit de kast volgde, waar deelnemertjes van toen volwassen terugkeken en vertelden wat er van hen (en hun paling, kip of kat) was geworden. Plus dat het in coronatijd weer is opgepakt: Ruben Terlou vertelde op 28 april over zijn nieuwe puppy Kapitein en we, jong en oud, kunnen weer vrij inzenden. En die Abel won alle belangrijke tv-prijzen (van Cinekid tot Nipkow) dus er moet wel wat goeds aan zijn, om het mild uit te drukken.

Als zelfs je kleinkinderen al veel te groot zijn voor kindertelevisie, dan kijk je er zelf als recensent ook niet meer naar, op een prestigieuze serie als Zeven kleine criminelen na. Maar dan zet je afgelopen zondagmiddag de televisie aan om uitgesteld het Journaal te zien, blijkt NPO 3 op te staan, waar een kind je frontaal aankijkt en tegen een kapper, en daarmee automatisch tegen jou als kijker, praat. Een kwartier later heb je wat brokken in de keel gehad en je rot gelachen: Hoofdzaken. Tweeduidige titel: kapper Marko en zijn klanten babbelen, zoals dat bij kappers gaat. Natuurlijk komen er bijzaken voorbij, maar kind en Marko zijn uit op hoofdzaken. Dat varieert van dood konijn tot automutilatie. In Taarten (ook garantie voor schaterlach en brok in de keel) is Siemon een echte interviewer. En staat één kind 25 minuten centraal. In een kwartier Hoofdzaken komen drie of vier kinderen voorbij, door elkaar gemonteerd, en is Marko letterlijk en figuurlijk meer op de achtergrond, maar zijn korte vragen en opmerkingen zijn van groot belang als katalysator. Die man is veel beter en belangrijker dan je in eerste instantie denkt, ook al omdat de kinderen zich bij hem op hun gemak voelen en omdat hij verdomde goed luistert. Hij weet al een en ander over het kind, maar zijn piepkleine beetje sturing doet niets af aan de verbluffende spontaniteit van elk gesprek.

Het kind lijkt ons direct aan te kijken, maar ziet in werkelijkheid zichzelf in de kappersspiegel. Zelf heb ik dat al vroeg een onbarmhartige situatie gevonden (ooit kreeg ik een rood hoofd toen ik het bloempotmodel van mijn jeugd begon te doorbreken en de kapper ‘nou, nou’ zei over mijn schandalige haarlengte voor die dagen – dat rode hoofd ging niet meer over omdat ik me schaamde voor mijn zichtbare schaamte), maar het klimmen der jaren doet daar een schep bovenop: alleen daar zie ik hoe oud ik werkelijk ben. Deze kinderen hebben niks om mee te zitten, lijkt het, en voor een deel van hen, tevreden met zichzelf door een opvoeding met veel loftuitingen en bevestigingen (in mijn jeugd ondenkbaar), geldt dat ook echt (dat die lof ook hopeloos zelfingenomen types oplevert weegt in mijn ogen opgeteld niet op bij de winst die uitgesproken liefde en erkenning bij veel andere kinderen opleveren) – maar toch zie je ook wel onzekerheid. En die zie je zo goed doordat de camera zo minutieus registreert. Alleen al koppies en mimiek kijken is een plezier. De montage levert ook nog eens afwisseling en te beteugelen nieuwsgierigheid op, wat het spannender maakt.

Ik zag er sinds zondag vijf, hoewel het tweede seizoen die dag bleek te stoppen. Maar ze staan allemaal op de site, inclusief kerstspecials en marathons met afleveringen achter elkaar. Ik beperk me toch maar tot die ene aflevering die me overviel, want daar zit al zoveel in. Maak kennis met Lizz. Die heeft een haarband met oortjes op. Konijnenoren, vraagt Marko, kennelijk als resultaat van voorgesprek. Nee, kattenoortjes. Hou je zo van katten? Nee, maar wat wil je weten? Behoorlijk assertief die Lizz. Ze blijkt inderdaad dol op konijnen. Ze heeft er drie gehad. De eerste, Joris, werd acht jaar, terwijl vier of vijf normaal is. Toen kwam Joris II. Maar papa kwam op een dag thuis, zag het hok open staan en een bloedende Joris. Had de kat van de buren een stuk van zijn nek afgebeten. Papa naar de dierenarts, die hem moest laten inslapen. Maar Lizz is nog steeds boos op de buurjongen die niet goed voor zijn kat heeft gezorgd, waardoor die konijn eet. Tja, dat is inderdaad het eerste waar een beetje kattenliefhebber normaal voor zorgt: dat die niet het buurkonijn te grazen neemt. Marko vraagt niet (of dat is er wijselijk uitgesneden) of buurjongen zijn kat ook nog heeft geleerd het deurtje van het hok open te maken. Maar luister en huiver: die jongen zit tegenwoordig bij Lizz in de klas – ‘heel irritant’. En verder zingt Lizz uit haar lievelingsfilm The Sound of Music. En blijken alle drie haar konijnen gecremeerd en uitgestrooid op hetzelfde grasveld, want ze hielden van eten en van groen. Wat ik een aandoenlijk gebaar vind, voortkomend uit de hoop op leven hierna. Religie zit ingebakken. Blijf ik wel zitten met de moordenaarsoortjes van Lizz. Hoe komt ze erop?

Maak kennis met Wester. Die blijkt eindeloos veel meer van vogels te weten dan Marko. Marko weet ook niet waar Extremadura ligt, waar superveel roofvogels zijn. Wester heeft al eens een vale gier gezien in Frankrijk en nu gaat hij naar een plek waar hij misschien een monniksgier kan spotten, die zijn vader zelfs nog nooit heeft gezien. Hier vermoeden we een overgeërfde passie. Want Wester hoopt ook op de slangenarend, de zwarte arend, de aasgier. Trouwens, hij heeft wel een hop gezien. Marko zwijgt. Dus adviseert Wester hem misschien eens de hop op zijn telefoon op te zoeken: heel mooie vogel. Wist Marko trouwens dat er 250 soorten roofdier op aarde zijn? Heb je ze geteld? Nee, opgezocht op internet. Heeft Marko wel eens een zeearend gezien? Nee. Wester wel. Wat voor geluid maakt die? En Wester laat een ongelofelijk geluid horen, gevolgd door diep gebrul: mannetjeshert ‘om te paren met vrouwtjes in de herfst’. Zoals hij heel veel dierengeluiden kan nadoen. Zou Wester zelf een vogel willen zijn? Nee, hij is liever Wester. Maar hij is de beroerdste niet: hooguit een dagje, al loop je zelfs dan al de kans dat een jager je uit de lucht schiet. En dan het liefst een condor. Op veel scholen lopen Westertjes rond. Fascinerend. Meestal jongens, met encyclopedische kennis over een klein terrein.

Marley dan. Ze wil het haar kort, iets langer dan een millimeter. Ze had het lang, maar heeft het gedoneerd. Vindt ze het fijn mensen blij te maken? Ja, maar ze weet soms niet hoe ze dat moet doen. Zinnetje waarin al een wereld schuilt. Vindt ze het fijn om te praten? Soms. Maar nog niet zo lang geleden heeft ze helemaal niet gepraat. Depressief. Ze heeft een pestverleden. Dat zat heel diep en kwam er opeens uit. Moest ze naar een psycholoog. ‘Omdat ik echt suïcidale gedachten had. Zelfmoord plegen.‘ Marko: ‘Dat je gewoon niet meer wakker wil worden?’ Marley: ‘Ja, niet omdat je dood wil maar omdat je het zat bent. Dat gevoel moet weg.’ Marko haalt een haartje van haar wang. ‘Ik hou ook niet zo van aanraken. Door mijn autisme. Met mijn moeder knuffelen, dat is echt het verschrikkelijkste van de wereld voor mij.’ Dan blijkt dat moeder bedongen heeft dat ze Marley één keer in de week een verplichte knuffel mag geven. Dat is dan niet zo erg. ‘Zou je wel een vriendje willen?’ ‘Ik ben lesbisch.’ Nou ja, helemaal zeker weet ze het nog niet, maar haar voorkeur gaat uit naar een meisje. ‘Die wil je dan toch knuffelen straks?’ Marley kijkt verbijsterd: ‘Neeee.’ ‘Dan zou je een meisje moeten vinden dat niet van knuffelen houdt.’ Marley: ‘Of eentje die dat niet erg vindt. Die begrijpt: jij bent autistisch, oké, ik begrijp het.’ U begrijpt dat ook automutilatie in dit gesprek verschijnt.

Even terzijde: er zijn zelfs honende cabaretteksten gemaakt over kinderprogramma’s, -toneel, -boeken waarin allemaal ellende wordt behandeld. Oftewel: waar is dat in godsnaam voor nodig? Nou, bijvoorbeeld omdat kinderen wel mensen lijken en sores ondergaan en doen ondergaan en daarmee zitten en het daarover willen hebben. Omdat Marley mij als ‘wijze’ volwassene in een paar minuten duidelijker maakt wat het betekent autistisch te zijn dan ik begreep uit veel goedbedoelde informatie die daarover op mijn pad kwam. Ik zie dit kind voorbij de casus. En als ik dat zie, dan zien ook (niet alle, maar wel veel) kinderkijkers dat. En het is toch een mirakel dat Marley deze stap neemt en zo open en helder over zichzelf vertelt? Mede dankzij Marko, met zijn nooit oordelende prima tussenvraagjes. En mede dankzij de fijnzinnige regie van Menno Otten. Pesters houd je altijd, maar er zijn ook kinderen die meer begrip krijgen. En dan legt Marley ons ook nog eens helder uit wat het verschil is tussen blij en gelukkig zijn.

Rest Symen. Die een zorgeloze gelukkige kleuter was maar het daarna op school niet meer begreep. Hij bleek later dyscalculie te hebben en zelfs plus en min niet te begrijpen. Maar niemand had daar aandacht voor. Tot er een nieuwe basisschool werd opgericht, De Verwondering, waar ze wel goed naar elk kind kijken. En zie hem nu eens stralen en bloeien. Wat voor cijfer geef je je leven? ‘Nou, zeker wel een tien.‘ En toen? ‘Een drie.’ Symen kan er ook nog eens prachtig over vertellen en je zou hem het liefst in een doosje willen doen. Sorry dat ik niet vorig jaar al ben gaan kijken. Zie alle afleveringen op internet.


Menno Otten (regie), Marko Suds (kapper en gesprekken), Hoofdzaken, VPRO. Alle gesprekken

Zie link voor toelichting op het programma met mooie foto’s

Elkaar ontmoeten en de dialoog aangaan

Wat hebben een kinderserie, een videoclip en een kort drugsdrama met elkaar te maken? Antwoord: ze waren alle drie te zien op de eerste filmavond van Veen in Clubhouse. Een avond waarin diversiteit en het ontmoeten van de makers van je nieuwe lievelingsfilm centraal staat. Laten we eens wat langer kennismaken met een van die makers, regisseur Menno Otten.

Het eerste dat aan Menno Otten opvalt is de snelheid waarmee hij praat. Gedachten tuimelen niet over elkaar maar volgen elkaar automatisch op. Het is een mengeling van bevlogenheid en gejaagdheid, alsof alles eruit gegooid moet worden voor het te laat is. Het tweede dat opvalt is zijn enorme professionaliteit. In zijn jeugdprogramma Hoofdzaken (uitgezonden door de VPRO en met een nieuw seizoen op komst) nemen kinderen plaats om geknipt te worden door kapper Marko, maar vooral om hun verhaal te doen. Een serie die juist rust en geduldigheid uitstraalt. Beide kanten zeggen veel over zijn enorme concentratie. Maar hoe komt Menno eigenlijk aan zijn onderwerpen, hoe gaat hij te werk, en wat is het belang van contact met publiek?

 

Voordat je de kinderdocuserie Hoofdzaken maakte, had je met Face to Face al eens een film gemaakt met een kapper. Wat was je motivatie om die film te maken?

 

“Ik had voor Face to Face twee films gemaakt waarbij ik op verschillende manieren mensen van heel dichtbij filmden, en alsnog vroeg ik me af hoe ik nog dichterbij kon komen zonder dat het af zou doen aan de intimiteit. Voor mij was het antwoord daarop dat je niet dichterbij kunt komen dan bij iemand die naar zichzelf kijkt, zonder dat ‘ie weet dat ‘ie gezien wordt. Maar hoe zou je dat kijken naar jezelf, waarbij je je ongezien waant, documentair kunnen vangen?”

Ik nodigde mensen uit om geknipt te worden. Mensen die wel wisten dat ze gefilmd werden maar niet wisten waar de camera stond, die stond achter de spiegel. Vervolgens liet ik de kapper weglopen, zogenaamd om even een schaartje te pakken of zoiets. De kapper bleef dan een half uur tot drie kwartier weg. Tot m’n verbazing stond niemand uit die stoel op. En dan komt er een punt waarop ze loskomen van het idee gefilmd te worden. Precies het moment waarop ik de film liet lopen.”

Het ging om de kleinste nuances, maar het werd ook een mind fuck. Want wie kijkt hier eigenlijk naar wie? Het publiek kijkt naar mensen in een kappersstoel. En die mensen weten dat ze bekeken worden. Hoe verhoudt dat zich tot elkaar? En hoe kijk je naar jezelf? Al dat soort vragen.”

Zo kwam ik dus tot Face to Face. Maar wat ik ook voor dat project had gedaan, was dat ik een paar kinderen had gevraagd mee te doen. Vanaf de eerste opname waren die echt alleen maar aan het lullen. Totaal onbruikbaar. Maar toen Derk-Jan Warrink van Keplerfilm me vroeg na te denken over een kinderserie en ik iets wilde maken dat ‘vormvast en eenvoudig in zijn idee’ was, viel dat helemaal op z’n plek.” Samen stapten we naar de VPRO en die wilden het graag hebben.

 

Dus het waren eigenlijk de out takes van je eerdere project die je tot Hoofdzaken bracht?

 

“Precies! Maar de gesprekken die er vervolgens uit voort zijn gekomen, die had ik nooit kunnen bedenken. Er kwamen een heleboel van die musicalkinderen met enorme camerabewustheid op af. Die hebben het allemaal niet gered in de montage. Alle kinderen die kwamen omdat ze echt iets te vertellen hadden, die er heel onbevangen instonden, die zitten er juist wel in.”

 

Hoe vind jij de kinderen daarvoor? Heb jij een soort open auditie?

 

“Ja, een soort open call, daar kwamen veel e-mails op. Zelf heb ik dan ook wel een aantal specifieke ideeën over wat ik wil zien. Daar cast ik dan wat selectiever op. Zoals dat jongetje in de eerste aflevering met Gilles de la Tourette. Ik wou heel graag een soort conflictsituatie. En je weet van tevoren dat een kind met spasmes door Tourette contrast en conflict in de scène gaat oproepen, want hoe moet de kapper daarmee omgaan? Maar dat die jongen die we daarvoor vonden een zachte G zou hebben, ook nog eens geadopteerd was, een hazenlip had én ook nog eens ongelofelijk vertederend was, dat is dan de documentaire werkelijkheid..”

 

Ik kan me ook voorstellen dat je serie vooral in de montage ontstaat. Het is vooral een kwestie van de juiste balans vinden. Hoe beslis je welke verhalen naast elkaar komen?

 

“Het allermooiste personage in de reeks voor mij was Marley. Een elfjarig meisje met een zware depressie, lesbisch, autistisch, heel veel medicijnen, automutilatie. Haar verhaal is zo goed, dat heb ik dertien afleveringen lang geprobeerd erin te fietsen, maar het lukte niet. Tot ik begreep wat zij nodig had. Zij had een heel positief kind nodig die zijn leven een tien gaf, die haar verhaal ontkrachtte. Ze had ook een komiek nodig, en weer een ander die met haar blik door die spiegel kon kijken. Zo had ik telkens twee basisverhalen waar de rest omheen ontstond. Het gaat echt om de dynamiek. Waar ik bij deze serie zo van baal is tegelijkertijd mijn redding: er is geen regel voor hoe het te maken.”

 

Je hebt zelf filmacademie gedaan en geeft daar nu ook zelf les. Wat is volgens jou het belang voor jonge makers van een filmavond als Veen?

 

“Het gaat volgens mij vooral om elkaar ontmoeten, de dialoog aangaan. Voor het maakproces en het resultaat is zo’n avond onbelangrijk, maar voor de community en het denken over film is het sociale aspect heel goed. Als filmmaker ben je vooral geïsoleerd aan het werk en bezig met je publiek. Daarom is het gesprek tussen jou, de film en het publiek zo belangrijk.”

 

Is daar volgens jou nu nog te weinig plek voor?

 

“Ja, er is weinig platform als je het over echte “open doeken” hebt. Ik zou pleiten voor zoiets als Veen Clubhouse dat doet. Er is genoeg te programmeren. Maar dan moet je zoals Veen ook durven om commercials af te wisselen met een videoclip, en met bijvoorbeeld een aflevering van een goede serie. Gewoon openbreken.”

 

Alexander Zwart

Waarom het zo heerlijk is om een dier aan te raken

(Hoofdzaken onderdeel van essay)

Waarom willen we zo graag dieren aaien? Misschien zegt het iets over ons verlangen naar het paradijs, denkt Marjoleine de Vos, waarin mensen en dieren elkaar niet opvreten.

Het paard stond een beetje dromerig over zijn hek uit te kijken toen ik langsfietste maar het zag me wel, en terwijl ik voorbij racete, overviel me het verlangen mijn hand op zijn hals te leggen. Meteen kon ik alles voelen: de korte gladde haartjes, de warmte van zijn huid, de nabijheid van het hoofd met de zachte neus.

Het gebeurt wel vaker. Als een koe in de zon ligt, het glanzende lijf behaaglijk in het gras, of als een hond je vrolijk tegemoet komt en geïnteresseerd aan je hand snuffelt, een kat zich tegen je been wrijft. Verlangen naar aanraking. Ja sterker: liefde. Kortstondig maar onmiskenbaar. Die liefde heeft niets persoonlijks, het gaat niet om het individuele dier. Het is meer de aantrekkingskracht van een intense levende aanwezigheid.

Vissen roepen het niet op, te koud. Vogels ook niet zo, al mag ik ze graag zien. Maar soms voel ik, verbeeld, wel hun warme levende lijfje, het kloppende hart onder de veren, het geringe gewicht. Je kent het van als je een kip oppakt of een eend (een tamme die terug moet in zijn weitje bijvoorbeeld) hoe een ontroering je dan overvalt om hun in-leven-zijn.

Les Murray, de dit jaar overleden Australische dichter, schreef eens een gedicht over zijn ontmoeting met een ijsvogel die tegen een ruit was gevlogen en versuft op zijn hand lag: „en met die stormram van een bek opengesperd/ gekneusd fruit van binnen,/ kroop hij over mijn knokkels/ en sloot mijn uitgestoken vinger/ in ringen van vogelpootjes.” (vertaling Menno van der Beek) We zien de kleine kobaltblauwe duiker met zijn grote dolksnavel op de hand van de dichter zitten, je voelt de ijzerdraadpootjes om je eigen vinger. (Wat las ik trouwens in Nederlandse kranten weinig over de gevelde Australische dichtreus.)

Vreemde mensen aai ik nooit

Waarom wil je een dier aanraken, je wang tegen de paardenhals leggen, de hond over zijn kop kroelen, de kat aan het spinnen krijgen, de big knuffelen, zelfs al weet je dat de big dat helemaal niet wil?

Met in het wild levende dieren komt er nog een andere sensatie bij, het gevoel echt iets te hebben meegemaakt toen een haas of ree, argeloos, je kant op kwam en even roerloos bleef staan, jijzelf ook roerloos, tot-ie zich omdraaide en wegsprong. Dat het dier zich liet zien, dat het je zag – dat doet iets in je bewegen.

Op straat heb ik nooit de neiging om vreemde mensen te aaien.

Laatst zat ik met een teruggevonden knuffelbeest in mijn handen en voor ik wist wat ik deed, had ik het – het was een wat slappe hond met hangoren – op schoot gezet zodat zijn kop op tafel lag en aaide ik het pluchen ruggetje. Er ontbrak duidelijk iets, leven, warmte, maar toch bewoog de verbeelding al een beetje en liet weten dat de hond dit ook prettig vond. Zeker.

Ik zou dus wellicht een heel geschikte bejaarde zijn om een robotzeehondje bij op schoot te zetten, of een dito kat die reageert op knuffels dankzij ingebouwde sensoren. Maar die sensatie van een ontmoeting, van iets meegemaakt te hebben zal de robot toch niet geven. Bij de vreugde van de ervaring een levend wezen ontmoet te hebben hoort vrije wil, en dan bedoel ik dat niet in filosofische zin, maar gewoon dat een dier ook weg kan rennen of vliegen. Het hoeft je aanwezigheid, laat staan je aanhankelijkheid niet te verdragen. Het kan, en gaat, weer weg en dat is goed.

Murray verklaart niet waarom de ijsvogelaanwezigheid zo’n indruk maakt, hij beschrijft alleen maar het dier op zijn hand dat weer op adem kwam, en hoe ze wel bijna twintig minuten zo samen zaten „alsof we terugkeken of/ uitkeken naar de prehistorie”.

Terugkeken of uitkeken naar het woordeloos in-leven-zijn. De warme huid, het kloppende hart. De nabijheid van een ander levend wezen.

Misschien is dit alles au fond wel het verlangen naar het paradijs, wat, dat weet ik heus wel, iets heel anders is dan uitkijken naar de prehistorie die heus niet zo paradijselijk was. Mensen hebben zich altijd voorgesteld dat in het paradijs de dieren aanwezig waren zonder dat ze elkaar of ons opvraten en dus zonder zich te verschuilen, zonder te vluchten. Er was vanzelfsprekendheid.

Er was toch even iets

Nee, nu niet doordenken en begrijpen dat er zonder die vluchtimpuls en zonder die agressie ook niet meer zo veel te beleven zou zijn aan de ontmoeting. Het gaat om het verlangen naar het mythische paradijs, niet om een bedrukkende realiteit.

Denk aan Ida Gerhardt en haar visotter: „In de Lekbocht/ heb ik als kind een visotter gekend”. Een zeer plechtige zegging van wat wel een indrukwekkende ontmoeting geweest moet zijn, misschien wel meer dan eens, een ontmoeting die toch niet veel meer geweest kan zijn dan elkaar zien. Zien is hier kennen.

En als ik nu wel van die fiets afstapte en dat paard aaide?

Soms doe je dat. Het paard deinst wat terug, zwaait met zijn hoofd, kalmeert als je je uitgestrekte hand aanbiedt, liefst met iets erop (maar ik heb niets!). Dan aai je even, het paard zoekt of je misschien toch iets lekkers te vergeven hebt, soms laat het zich met enig welbehagen je liefkozingen aanleunen. Dan is het voorbij. Maar er was toch even iets.

Hoe zouden wij mensen moeten omgaan met elkaar om zulke gevoelens op te roepen, uit te leven, te beantwoorden? Als ik denk aan een vreemde mevrouw die even in mijn nek wil kriebelen komt er geen verlangen bij me op, eerder afkeer, tegenzin. Dat komt doordat we dat nu eenmaal niet doen. Want als de kapper je hoofd aanraakt, of de fysiotherapeut je rug, als een ander mens in een situatie die je niet bevreemdt, zijn of haar hand op je huid legt, dan voelt dat intiem en plezierig. Aangeraakt worden is fijn.

Ontspannen van aanraking

Jaren geleden alweer zag ik de film La grande silence van Philip Gröning, over het leven in het klooster La Grande Chartreuse waar monniken in stilte hun dagen doorbrengen, grotendeels alleen in hun eigen cel. Eens in de zoveel tijd komt de kapper naar dat klooster. Dat zie je ook: hoe ze in de kappersstoel gaan zitten en aangeraakt worden. Hoe ze zich lijken te ontspannen. Het is ook het moment waarop de kijker zich realiseert dat die mannen daar nóóit aangeraakt worden. Als vissen zo koud leven ze.

De VPRO zond enige tijd geleden elke zondag een klein filmpje van Menno Otten uit dat Hoofdzaken heet. Je ziet een kapper die een kind knipt, achter de spiegel zit de camera. De kinderen weten dat maar lijken het te vergeten onder de handen van de kapper die ze af en toe een vraag stelt. Ze ontspannen en vertellen van alles. Een jongetje heeft Gilles de la Tourette, waar hij onder lijdt maar met allerlei trucs mee om probeert te gaan. Een ander jongetje heeft „de tofste moeder van de hele wereld”. Gevraagd naar waaróm zijn moeder dan zo tof is, zegt hij dat ze ook ‘nee’ zegt en dat hij daardoor van haar leert om een goede man te worden. Een meisje doet voor hoe ze naar haar vader kijkt, die een hersenbloeding heeft gehad, als ze hem met haar ogen wil laten voelen dat ze van hem houdt. Prachtige momenten, heel licht gehouden, en je voelt voor die kinderen een zelfde soort kortstondige, redeloze liefde als voor zo’n dier.

Niet dat ik ze wil per se wil aaien geloof ik, ik verlang, even, dat ze me nabij zouden zijn, van me zouden houden, want ik voel heel goed nu dat ik van hen zou houden.

Misschien is dat precies wat we ontroering noemen, dat plotselinge overstromen van het gevoel. En misschien is dat ook waarom het een zo gezocht gevoel is: omdat je dan helemaal in leven bent en je even niet bewust bent van jezelf.

Het is het leven zelf dat overstroomt in je.

Waarom al die zware onderwerpen voor kinderen, door kinderen?

Walter van der Kooi

Alweer over kindertelevisie? Ja, waarom niet? Het is een van de belangrijkste programmacategorieën en Nederland is er ook nog eens goed in, gezien alleen al prijzen op internationale festivals. Vorige week ging het hier over drama, fictie (Zeven kleine criminelen; De regels van Floor). Deze keer over non-fictie, documentaires en aanverwanten, waarin ‘we’ helemaal in de voorhoede zitten, ook al omdat er in veel landen op dat gebied überhaupt weinig tot niets gebeurt. En net als vorige week gaat het om twee projecten van de VPRO, wat niet helemaal toevallig is gezien de fraaie staat van dienst van hun kinderafdeling. Nog één week telt tien delen, waarvan ik de eerste twee kon zien. Hoofdzaken telt er dertien waarvan ik de eerste zag. Over die dertien procent van het totaal ben ik enthousiast genoeg voor een aanbeveling.

(..)

Dan Hoofdzaken. Formule: kind zit op de stoel van kapper Marko Suds. We kijken dus naar de knipbeurt van een kinderkoppie. Maar vooral, we kijken naar binnen in dat hoofd, want Marko laat ze praten. Het heeft iets van Achterwerk in de kast, en meer nog van Taarten van Abel, al zijn kind en volwassene daar samen aan het werk en is er één kind per uitzending. Hier zijn het er vier in een kwartier en weer, het houdt niet op, heb ik vaak hartelijk gelachen, was ik vertederd of kwamen er brokken in de keel. Om aanbiddelijke, vroegwijze Zhuan die Gilles de la Tourette heeft (we leren hem kennen met fuckfuckfuck); om Marijn die een toffe moeder heeft maar pas op zijn zestiende zijn donorvader mag leren kennen; om Annemarie die als liefste wens heeft dat papa na zijn herseninfarct weer zal leren praten om te kunnen zeggen dat hij van haar houdt, al kan ze gelukkig wel aan hem zien dat dat zo is (ze doet op Marko’s vraag zijn blik voor); om wondermooie Taysen die, ja wat eigenlijk? Nou ja, die voor het eerst in een jaar zijn krullen laat knippen. En misschien zat hij er ook omdat ik aan het eind van de film, als de kinderen Marko een dank- en afscheidshand geven, hem dacht te zien weghinken – maar daar is geen woord over gezegd. Weer die kracht van openhartig pratende en vaak o zo wijze kinderen. En weer de kracht van vormgeving, want o, wat is dat zo eenvoudig schijnende programma mooi in beeld gebracht, inclusief, alweer, de fijne animatie. Rest me maar één advies: kijken en/of laten kijken door kinderen.

O ja, rest natuurlijk die eeuwige vraag over, of liever kritiek op dit soort televisie: waarom al die zware onderwerpen voor kinderen, door kinderen? Ten eerste: omdat ze al volop probleemloze verstrooiing aangeboden krijgen en zien. Ten tweede: omdat veel kinderen met veel sores te maken krijgen en het voor hen belangrijk is te weten dat dat erkend en herkend wordt; en dat er lotgenoten zijn. Ten derde omdat het voor iedereen (jong en oud) onmisbaar is ervaringsdeskundigen aan het woord te horen – en deze, zowel die in Nog één week als in Hoofdzaken zijn geweldige vertolkers van zowel vrolijke als verdrietige gevoelens. Ten vierde omdat het voor probleemlozen goed, nee, nodig is om te zien dat anderen pech tot een hard lot kunnen hebben. En dat het goed is daar belangstelling voor te hebben, mee te voelen en soms misschien zelfs te handelen. Empathie als impliciet doel van deze uitgesproken kwaliteitstelevisie. En die empathie zie en hoor je wanneer dat brugklasgenootje van Esmee haar bewondering uitspreekt en daarmee stilte en aarzeling van de groep doorbreekt. O ja, die kapper is een hele goeie, met de schaar en de conversatie.

Hoofdzaken

FRANK HEINEN

Soms ben je geneigd de problemen en zorgen van mensen jonger dan jij als minder belangrijk in te schatten dan die van jezelf.

Natuurlijk, ik begrijp ook wel dat dat nergens op slaat, en als ik het nog niet had geweten, weet ik het in elk geval sinds gisteravond.

Het leven uit een NPO3-zondag trapte af met iets nieuws, Hoofdzaken (VPRO). Kinderen in een kappersstoel, vent met een schaar erbij en maar kijken wat er van komt. Toen ik erover las, was ik even bang dat er een tweeturvenhoogversie van De TV-Kapper, formatfossiel uit de vroege Middeleeuwen van de reality-tv, was geboren.

Maar de start van Hoofdzaken oogde eerder als een geslaagde, pretentieloze Taarten van Abel-variant, met kinderen die spraken over hun zorgen en toekomstdromen. Vooral hun zorgen eigenlijk. Er was een jongetje met Tourette bij, en een minivolwassene van tien met een anonieme donorvader, en er was Annemarie. Annemarie was nog maar klein. Haar vader had een herseninfarct gehad. Hij zou nooit meer thuis wonen. Het enige wat hij nog kon, was knipperen met zijn ogen.

‘Kun je hem ook aankijken? En door te kijken laten merken dat je van hem houdt?’ vroeg kapper Marko, die aangenaam op de achtergrond bleef.

‘Ja’

‘Hoe kijk je dan?’

En Annemarie keek. Ze huilde niet. Net niet.

Uurtje later, paar jaar verder. Esmee (12) wachtte in de seizoensopener van Zapp Echt Gebeurd: Nog één week op puberteitsremmers. Ze zag ontzettend op tegen de naderende verandering van haar lichaam. Grote voeten, lage stem, baard… In de dagen voorafgaand aan het medisch advies vertelde ze voor de klas dat ze ooit als jongen was geboren. Haar stem trilde en de kinderen klapten.

‘Als het niet doorgaat…’ peinsde Esmee, ‘daar wil ik eigenlijk niet aan denken.’

Het ging niet door. Nog niet. Op de parkeerplaats van het VUmc werd Esmee door haar ouders geknuffeld.

Laat op de avond was het tijd voor de 3lab-doc Onder druk. Weer schoven we een aantal jaar op. Amanda, een Amerikaanse eerstejaars studente, werd door regisseur Juul Op Den Kamp gevolgd in haar strijd tegen faalangst. De universiteit bleek een woud van krankzinnig hoge verwachtingen, waarin alleen mazzelaars en fanaten op de been blijven. Geldt trouwens ook voor de wereld erbuiten, zo werd Amanda duidelijk bij een sollicitatiecursus. Efficiëntie en excellentie, in minder stelt de wereld geen belang. Voor gemiddelde types restte, leek het, een leven in schaars verlichte McD-hamburgermijnen. Spatel op de rug. Hei-ho, hei-ho. Schrikbeeld.

Halverwege de docu volgde een eindeloze lijst medicamenten, waarmee de foutloze tentamens bij elkaar werden geslikt en gesnoven, als Touretappes in de jaren negentig.

Amanda, met haar grote, angstige ogen, haalde haar toets met glans. Blij oogde ze nauwelijks. Deze verwachting was ingelost, tijd voor de volgende, en dan voor die daarna. Net zo lang tot een ervan zou omvallen en een verdere vlucht vooruit onmogelijk zou maken.

Al gezien?

Al gezien? In het programma Hoofdzaken vertellen kinderen aan de kapper wat hen bezighoudt. Dat levert prachtige portretjes op. Drie kinderprogramma’s die voor grote mensen minstens zo de moeite waard zijn. 

Kletsen met de kapper

De vader van Annemarie heeft een herseninfarct gehad, en sindsdien kan hij heel veel dingen niet meer. Annemarie vertelt het rustig aan kapper Marko Suds in ‘Hoofdzaken’. Als ze een ding mocht kiezen dat papa weer zou kunnen, dan zou het praten zijn. Wat ze dan graag van hem zou willen horen? ‘Dat hij van me houdt.’ Zelf kan ze hem dat ook zonder woorden vertellen, laat ze zien.

In ‘Hoofdzaken’ zie je kleine portretjes van kinderen. Het is slim om je zakdoek bij de hand te houden, maar er valt ook veel te lachen. De kinderen hebben zichtbaar pret met kapper Marko, die precies de juiste vragen stelt. Je kijkt de eerste afleveringen hier terug.

 

City Faces
2017
View project
Home Projects About Contact
vimeo facebook instagram
Projects
Hoofdzaken Moving Mesdag City Faces Time within Time Framing Vermeer Face to Face Via Dolorosa Track 04 Menno Otten | Editing Nachtwake One hand clapping See you once again Maalstroom | Editing Early Video Paintings Video Installations Unspeak Colour Other works